Brussel hopeloos te laat met inburgering

Op 17 december 2015, over deze onderwerpen: Brussels Hoofdstedelijk Parlement

Brussels parlementslid Liesbet Dhaene betreurt dat het Brusselse inburgeringsbeleid nog een lange weg af te leggen heeft. “Dat minister-president Vervoort het belang van inburgering minimaliseert, is niet te wijten aan wereldvreemdheid, maar puur aan politiek zelfbehoud”, schrijft Dhaene op brusselnieuws.be.

"Nood aan inburgering? Die zou de radicalisering niet hebben tegengehouden!” Die uitspraak van Brussels minister-president Rudi Vervoort (PS) werd door Tine Peeters, journaliste van De Morgen, bestempeld als “een mening die, zeker in Vlaamse oren, bepaald afwijkend klonk”.

Laisser-faire

Terecht! In het licht van de huidige asielcrisis lijkt het minimaliseren van het belang van inburgering niet alleen afwijkend, maar zelfs wereldvreemd. Het Brusselse inburgeringsbeleid heeft echter nog een lange weg af te leggen …

Vlaanderen en Franstalig België hebben een volledig tegengestelde visie op inburgering. In Vlaanderen zijn nieuwkomers al tien jaar verplicht om een inburgeringstraject te volgen. Naast taalkennis wordt er ook ingezet op het respecteren van de westerse waarden en normen, zoals de gelijkheid tussen man en vrouw, de scheiding tussen kerk en staat en de vrijheid van meningsuiting. Wallonië daarentegen investeerde weinig in inburgering en koos voor een laisser-fairebeleid. Pas in 2013, tien jaar na Vlaanderen, werden er stappen gezet in de richting van een verplicht onthaaltraject. Nieuwkomers werden enkel doorverwezen naar taalopleidingen of het volgen van een opleiding over burgerschap, indien uit dat onthaal bleek dat “het nodig was”.

Waals dictaat

Vlaanderen richtte al in 2004 het Brussels Onthaalbureau (BON) op, dat het Vlaams inburgeringstraject aanbiedt in Brussel, weliswaar op vrijwillige basis. BON was meer dan tien jaar lang de enige speler in Brussel. Inburgering in Brussel is immers een complex verhaal. Enkel de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) kan inburgering verplicht maken. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) richten de onthaalbureaus op om de inburgeringstrajecten aan te bieden. En noch Brussel, noch de COCOF waren gehaast. Pas in 2014, één jaar na Wallonië, nam Brussel zich voor om zo'n traject, gebaseerd op het Waalse traject, te verplichten. Maar het ging bijzonder traag: toen ik in juni 2015 naar de stand van zaken informeerde, antwoordde Brussels minister Pascal Smet (sp.a) dat “de COCOF nog wat knopen moest doorhakken”.

De COCOF was nog steeds knopen aan het doorhakken, toen heel Europa werd geconfronteerd met een plotse en historisch ongeziene explosie van het aantal asielaanvragen. Bovendien toonde de terreurdreiging het belang aan van de bescherming van de waarden van onze samenleving. Inburgering is natuurlijk geen mirakelmiddel, maar het is wel duidelijk dat we moeten vermijden dat nieuwkomers aan hun lot worden overgelaten, geïsoleerd worden in eigen kringen en niet aangespoord worden om zich actief op de Belgische samenleving te richten. Wallonië reageerde door enkele maanden geleden naar het voorbeeld van Vlaanderen een volwaardig inburgeringstraject, bestaande uit vier luiken, verplicht te stellen. Vanuit Wallonië gaf Laurette Onkelinx, voorzitter van de Brusselse PS, groen licht om ook in Brussel een inburgeringstraject te verplichten, weliswaar beperkt tot drie luiken, met name onthaal, taal en burgerzin. Enkele maanden later communiceerde Brussel dat onthaal, taal en burgerschap verplichte onderdelen zouden worden van het Brusselse inburgeringstraject. Overleg met Vlaanderen was er op dat moment nog altijd niet geweest. Eens te meer volgt Brussel slaafs het Waalse dictaat. De beschikbare expertise en knowhow vanuit Vlaanderen worden genegeerd.

Waarom zijn Brussel en de COCOF nog altijd zo terughoudend? De reden is vooral van financiële aard. Onthaalbureaus oprichten en financieren is een dure zaak en de financiële situatie van de COCOF is ronduit belabberd. De COCOF heeft zich inmiddels wel ertoe verbonden om twee onthaalbureaus in Brussel op te richten. Maar of dat voldoende is om de toestroom volledig te kunnen opvangen, is nog maar de vraag. Brussel schiet te hulp door een bedrag van ongeveer negen miljoen euro toe te kennen aan de COCOF. Daardoor heeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) recht op iets meer dan twee miljoen euro van Brussel (80/20-regel). Op die manier kan minister-president Vervoort ook aan de publieke opinie bewijzen dat hij wel degelijk investeert in inburgering in Brussel.

Politiek zelfbehoud

Maar of dat een voldoende antwoord biedt op de huidige asieltoestroom, valt zeer te betwijfelen. De COCOF investeert dat bedrag immers niet volledig in onthaalbureaus, maar gebruikt het leeuwendeel om haar belabberde financiële situatie recht te trekken. Vlaanderen, dat in Brussel al meer dan tien jaar inburgeringstrajecten financiert, krijgt geen cent. Het is immers niet Vlaanderen, maar de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) die de twee miljoen krijgt. En ook de VGC verdeelt die middelen globaal over alle beleidsdomeinen, zonder extra inspanningen in het beleidsdomein ‘Etnisch-culturele minderheden’.

Wat is de conclusie van dit verhaal? Nieuwkomers in Brussel zijn nog altijd niet verplicht om een inburgeringstraject te volgen. Het Brusselse inburgeringsbeleid moet nog helemaal in wetteksten worden gegoten en voorgelegd aan het parlement. Bovendien worden de fondsen die vrijgemaakt worden, zogezegd voor inburgering, maar voor een klein deel voor dat doel aangewend. Dat minister-president Vervoort het belang van inburgering minimaliseert, is dan ook niet te wijten aan wereldvreemdheid, maar puur aan politiek zelfbehoud.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is