U bent hier
Het beleidsprogramma in Brussel-stad is niet visionair, vergeet de financiële crisis en bevat weinig nieuwe aanzetten tot behoorlijk bestuur. De Vlaamse schepen wordt een fantoomschepen.
Het plan bevat zeker vele en goede initiatieven. Toch vertoont het ook grote tekortkomingen.
a. Het plan is niet visionair : Het college trekt blijkbaar niet de kaart van ‘Stad van de toekomst’.
De internationale concurrentie verloopt minder en minder tussen landen en meer en meer tussen steden. Slechts die steden in Europa en de wereld die het beste scoren op het vlak van levenskwaliteit en economische dynamiek zullen in de toekomst aantrekkelijk en dus succesvol zijn; zullen er voor zorgen dat we de beste krachten (en dus bij gevolg ook bedrijven) kunnen houden en aantrekken. En die krachten en bedrijven zorgen voor jobs en betalen onze welvaart en ons sociaal systeem.
Daarvoor is een doordacht plan nodig gesteund op :
(1) een analyse van wat de behoeften zullen zijn van bestaande en nieuwe inwoners en andere gebruikers van deze stad over pakweg 10 jaar en wat relevant zal zijn om in de internationale context Brussel te beschouwen als een succesvolle stad waar het interessant is te leven en te werken;
(2) een SWOT analyse van onze stad;
(3) een strategie : welke troeven heeft de stad en speelt zij uit (waarvan sommige ongetwijfeld nog beter moeten worden maken en uitgespeeld) en welke zwakten moeten wij stevig aanpakken.
Het beleidsplan van het nieuw college is echter een grabbelton van diverse maatregelen zonder reflectie en visie op dat vlak.
Brussel –stad mist hier de trein. i.p.v. te handelen als dè internationale en kosmopolitische stad van Europa die iedereen ons benijdt en die zich voorbereidt op de concurrentie tussen de internatonale steden gedraagt het college zich als provincialistisch, de 5e stad van het land (volgens aantal inwoners berekend).
Brussel-stad mist daardoor 6 jaar en hopelijk mist zij niet definitief die trein want de andere Europese en wereldsteden staan niet stil
b. De financiële crisis blijkt aan het nieuwe College Brussel-stad voorbij te gaan
De meeste aandacht in het plan gaat naar het verhogen van de financiële middelen die door andere instanties moeten worden aangebracht (federale staat, gewesten, gemeenschappen e.d.).
Het systematisch verhogen van de eigen efficiency, het optimaliseren van de eigen werking , het pro-actief doorlichten van de uitgavenstromen en het samenwerken met anderen om kosten te besparen is geen beleidsdoelstelling en krijgt geen aandacht.
Een illustratief voorbeeld is de vraag aan de federale overheid voor meer politiemanschappen daar waar sommige bronnen binnen de politiediensten zelf aangeven dat er voldoende blauw is, maar niet op straat …
c. Het plan bevat weinig nieuwe aanzetten tot vernieuwing en behoorlijk bestuur
Het plan bevat te veel vage en geen meetbare doelstellingen
Er is veel te weinig samenwerking met de andere Brusselse gemeenten, met het Vlaams Gewest en andere relevante actoren (bedrijfsfederaties, Vlaamse hogescholen/universiteiten gevestigd in de stad, …)
Er zijn te weinig initiatieven voor meer democratie : geen ombudsman, geen mogelijkheid om de vooruitgang van het beleidsplan op te volgen op de website van de stad, geen afbouw van de stedelijke vzw’s, geen onafhankelijke voorzitter van de gemeenteraad, … N-VA stelt inderdaad vast dat de nieuwe coalitie niet gekozen heeft voor vernieuwing en dat de gemeenteraadszittingen nog steeds zullen worden voorgezeten door de burgemeester. De gemeentewet laat zulke scheiding van beide functies nochtans toe omdat dit meer garanties geeft dat de gemeenteraad (de ‘controlerende macht’) onafhankelijker functioneert van de uitvoerende macht. De nieuwe coalitie mist hier de kans om een eerste stap te zetten naar een nieuwe politieke cultuur.
Er ontbreken stappen naar een fusie van of minstens hechtere samenwerking tussen de Brusselse gemeenten
De verwachte afvloeiing van het stadspersoneel wegens de vergrijzing wordt niet aangegrepen om de organisatie van de stadsdiensten te herdenken en te optimaliseren
De initiatieven inzake de stimulering van de lokale economie gaan niet voldoende gepaard met het herdenken en optimaliseren van de betrokken diensten en leiden dus tot nog meer versnippering.
Blijkbaar is het voor de hoofdstad van dit land belangrijker om proberen kerstbomen te vernieuwen dan de politieke cultuur.
d. Het plan bevat onaanvaardbare tekortkomingen, zoals :
De aanzet tot veiligheidplan dat in dit beleidsplan is opgenomen zal niet leiden tot een schokeffect en daardoor niet veel uithalen
Het plan bevat geen ernstig inburgeringsbeleid
Er wordt onvoldoende ingezet op zelfredzaamheid en responsabilisering
De initiatieven om de administratie opnieuw te motiveren, wat volgens het plan nodig blijkt, zijn ondermaats
De NEO plannen zijn vaag, onvolledig en niet financieel onderbouwd
e. Er is te weinig respect voor de Vlaamse gemeenschap
1. De schepen van Nederlandstalige aangelegenheden wordt weerom noch bevoegd voor Nederlandstalig onderwijs noch voor Nederlandstalig cultuurbeleid. Zonder relevante bevoegdheden en budget wordt die schepen een fantoomschepen
Dit is onbegrijpelijk en tegen de geest van de gemeentewet.
Ook is de schepen voor Vlaamse aangelegenheden niet bevoegd voor andere persoonsgebonden materies als welzijn, jeugd, sport en onthaalbeleid.
Dit getuigt van weinig respect voor de betrokken schepen en voor de Vlaamse gemeenschap hier in de hoofdstad.
In gemeenten als Jette, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Jans-Molenbeek en Anderlecht kan dit nochtans wel.
Het argument dat de bevoegdheden moeten samengevoegd worden met deze van de Franstalige gemeenschap voor de efficiency heeft geen geloofwaardigheid als dat argument komt van diegenen die tegen de fusie van politiezones en Brusselse gemeenten zijn.
N-VA stelt bovendien vast dat in de Vlaamse rand bepaalde Franstalige partijen eisen dat het recht dat over bepaalde rechtsdomeinen wordt uitgesproken door Franstaligen moet gebeuren – en in dat geval gaat het slechts over de toepassing van wetten , wat dus een objectieveaangelegenheid is. N-VA kan er dus niet bij dat op het vlak van beleid de materies over eigen taal en cultuur niet door een Nederlandstalig schepen mogen worden ingevuld en uitgevoerd.
N-VA stelt trouwens ook vast dat in de Vlaamse rand bepaalde Franstalige partijen eisen dat de Franstalige gemeenschap de wettelijke bevoegdheid krijgt inzake de inspectie van het Franstalig onderwijs –dat zij bovendien zelf niet financiert - en dit op het grondgebied waar zij niet bevoegd is.
N-VA kan alleen maar vaststellen dat bepaalde Franstalige partijen een andere benadering voorstaan naargelang het gaat om de Franse of om de Nederlandse taal en cultuur; wat dus niet enkel getuigt van een groot gebrek aan respect voor de Nederlandse taal en cultuur maar uitgaat van het feit dat bepaalde talen en culturen blijkbaar boven andere staan, en dit, nota bene, in de hoofdstad van het land dat wettelijk tweetalig is.
De ervaring van de voorbij jaren was bovendien dat - los van het beleid – deze opdeling van bevoegdheden tussen een schepen van onderwijs en cultuur enerzijds en een schepen van Vlaamse aangelegenheden anderzijds niet werkt. Meermaals kon worden vastgesteld dat bewoners, verenigingen en instanties die zicht toen richtten tot de schepen van Vlaamse aangelegenheden deze meestal niet in staat bleek om zaken bij collega-schepenen veranderd te krijgen.
N-VA hoopt in alle geval dat de schepen van Vlaamse aangelegenheden een stevig budget krijgt in functie van de Lombard-dotatie om te vermijden dat haar functie helemaal een lege doos wordt. He beleidsplan doet echter het slechtste vermoeden. Zo krijgt de Vlaamse gemeenschap in Brussel-stad een schepen die door de gangen van dit gemeentehuis zal trekken op zoek naar andere schepenen met de èchte bevoegdheden en een budget in de hoop dat zij zo welwillend zullen zijn naar haar te luisteren. Wanneer die echte schepen dan toch iets zou doen dan zal die zelf met de pluimen gaat lopen. Zoiets heeft inderdaad een naam. Een fantoomschepen. Dat is het lot dat haar te wachten staat
2. De samenwerking met het Vlaamse gewest, de Vlaamse gemeenschap en de Nederlandstalige actoren komt amper of niet aan bod, tenzij om financiële middelen te vragen.
3. De stijl waarin dit beleidsplan is geschreven is ondermaats (archaïsche taal met fouten en soms onverstaanbaar).