U bent hier
Proficiat Vincent, Rikson en zoveel anderen
De toekomst is aan de jeugd. In Brussel is dat niet anders, stelt Rik Dhoest van N-VA Elsene. De smeltkroes van verschillende culturen en nationaliteiten werkt verrijkend en bevrijdend. De meertaligheid van onze jongeren is een troef.
Van afkomst West-Vlaming, ben ik als zovelen aangespoeld in Brussel. Jaar na jaar, begon ik mijn hoofdstad – niet toevallig ook de Europese hoofdstad - hoger in het vaandel te dragen. Het bruisende stadsleven en het grote aanbod cultuur, sport en vrije tijd helpen hierbij. De vruchten die een voetbalploeg als Anderlecht in de Brusselse kweekvijver kan plukken is onmeetbaar en biedt op sportief vlak een ongelofelijk voordeel tegenover de ploegen uit de provinciesteden. Toch moet één ding mij van het hart.
In het verleden poneerde Groen-politica Elke van den Brandt dat sommige nostalgici dromen van een Nederlandstalig Brussel: "Ze leven dan ook een aantal eeuwen te laat". Nu stelt Ans Persoons (sp.a) dat de N-VA de Vlaamse gemeenschap op basis van één taal en één cultuur definieert en de meertaligheid bij de Brusselse jongeren in vraag stelt. Het tegenovergestelde is waar. Meertaligheid is de beste toegang tot de arbeidsmarkt. Indien we de hoge jeugdwerkloosheid willen aanpakken, moeten onze Brusselse ketjes meertalig zijn. Let wel: meertaligheid betekent uiteraard ook kennis van het Nederlands.
Daarom is de stelling die Ans Persoons poneert, nl. dat Vincent Kompany niet in het plaatje zou passen, zo ongeloofwaardig. Want net als Vincent probeer ik ook mijn zoontje Rikson meertalig op te voeden: het Nederlands als moedertaal, maar ondertussen spreekt hij ook al een aardig mondje Frans en Portugees. Zo hoort het.
Het zou Ans Persoons sieren moest ze ook de intellectuele eerlijkheid hebben (gehad door) toe te geven dat de meertaligheid van Vincent mede te danken is aan de spanningen van de Vlaamse Gemeenschap. Het Nederlandstalige onderwijs is de grote troef van Vlaanderen in Brussel. Niet alleen de Brusselse Vlamingen vinden dat , ook de andere gemeenschappen weten het Nederlandstalige onderwijs te appreciëren.
Veel van mijn naaste vrienden en kennissen – ook in mijn N-VA-afdeling - wonen samen of zijn getrouwd met nieuwe Vlamingen: uit Rusland, de Verenigde Staten, Afrika en andere continenten. Mijn vrouw is van Angolese origine. Maar waar zij inspanningen deed – en hierin slaagde – om het Nederlands te beheersen, is dit voor sommige politici vandaag kennelijk geen voorwaarde meer. Wij dromen niet meer van een louter Nederlandstalig Brussel, maar wel van een Brussel waar de Vlamingen met respect worden behandeld en het Nederlands wordt gerespecteerd.
Want moeten wij onze taal volledig laten wegdeemsteren op een moment dat het Nederlands fors wint aan populariteit in de hoofdstad? Steeds meer inwoners, vaak van vreemde origine, willen onze taal leren en zijn zelfs bereid lessen te volgen. In amper 5 jaar tijd verdubbelde het aantal cursisten dat in Brussel lessen Nederlands volgt. De lesgevers roepen de Vlamingen in de hoofdstad intussen op om niet te snel over te schakelen naar het Frans of het Engels. Uitgerekend op zo’n moment vinden bepaalde politici het nodig om een karikatuur te maken van het Nederlands door te spreken over een ‘nostalgisch’ gevoel van 200 jaar geleden.
Als sp.a en Groen pleiten voor een vrijgevochten Brussel zonder steun van de Vlaamse Gemeenschap dan zal het eerste slachtoffer daarvan Brussel zelf zijn. Dat zou niemand ten goede komen. Vanzelfsprekend de Vlamingen zelf niet, die nu al al moeite hebben om hun basisrechten – behandeling in het Nederlands – gerespecteerd te zien. De cijfers die in het jaarlijkse verslag van de Brusselse vicegouverneur staan over de naleving van de taalwet door de Brusselse gemeenten, spreken boekdelen. Maar ook voor de andere gemeenschappen in onze hoofdstad zou dit een aderlating zijn.
Ik wil niet wakker worden in een Brussel waarin Vlaanderen geen plaats meer heeft. De mogelijke charme van de chaos is niet aan mij besteed.
Bron: Rik Dhoest in Brussel Deze Week