U bent hier
PS bewijst met tankkaarten affaire dat ze het nog steeds niet heeft begrepen
“Staatssecrataris Fadila Lanaan (PS) daagt niet op om uitleg te geven over de ‘fouten’ met tankkaarten bij Net Brussel. Nogmaals een voorbeeld dat de PS het nog steeds niet begrepen heeft, maar wij hadden niet anders verwacht “, aldus Johan Van den Driessche, fractievoorzitter voor de N-VA in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.
In de commissie Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement had deze voormiddag een actualiteitsdebat over de vastgestelde fouten en misbruiken bij het gebruik van tankkaarten bij Net Brussel moeten plaatsvinden.
De procedures en beveiliging blijken onvoldoende waardoor er onbeperkt kon worden getankt in heel het land, er kon worden vastgesteld dat kaarten een hoog aantal tankbeurten per maand of zelfs per dag tellen, dat er abnormaal hoge of lage hoeveelheden werden getankt of dat er verschillende soorten brandstof met dezelfde kaart konden worden getankt, ofschoon die kaarten gelinkt zijn aan een specifiek voertuig.
Net Brussel geraakte de voorbije dagen niet verder dan toe te geven dat er ‘fouten’ zijn vastgesteld maar dat het niet om fraude zou gaan.
De staatssecretaris Fadila Lanaan (PS) die daarover vandaag zou moeten ondervraagd worden ‘had andere verplichtingen’. Dit is niet alleen een gebrek aan respect voor de parlementaire controle, er is duidelijk meer aan de hand aangezien de hele heisa al vorige week donderdag in de openbaarheid is gekomen en de staatssecretaris zich toen al mocht verwachten aan een spervuur van vragen in de betrokken commissie die, zoals gewoonlijk, vandaag plaatsvindt. Deze feiten tonen aan dat de PS van minister-president Vervoort het nog steeds niet begrepen heeft maar wij hadden ook niet anders verwacht.
Los van de vraag of het gaat om ‘fouten’ of ‘fraude’, zijn er bovendien twee fundamentele vragen die dringend een antwoord moeten krijgen.
Waarom werd het systeem van tankkaarten niet beter georganiseerd ofschoon het algemeen geweten is dat tankkaarten heel fraudegevoelig zijn en dat bedrijven en instellingen technisch in staat zijn met een goede organisatie fouten en fraude tot een absoluut minimum te beperken. “Dat een performant systeem niet voorhanden was kan op zich al worden beschouwd als een beroepsfout,” aldus Johan Van den Driessche.
Ander prangende vraag is waarom die fouten/fraude niet werden opgemerkt door de interne controle van het Agentschap zelf maar blijkbaar door het Rekenhof. “Wat is dan de waarde van die interne controle? Net als die over de staatssecretaris loopt ook deze van het Agentschap zelf blijkbaar fout,” besluit Van den Driessche.