U bent hier
‘De problemen in Brussel aanpakken, is Vlaanderen helpen'
![](https://brussel.n-va.be/sites/afdelingen.n-va.be/files/styles/style_news_detail/public/generated/images/news-picture/artikel_website_n-va_0.png?itok=0RyH3seI×tamp=1738917625)
‘Een goede debater die zijn dossiers kan onderbouwen, maar daarbij soms wat in overdrive gaat.’ ‘Bracht de N-VA-standpunten tot de Franstaligen.’ En ‘iemand die op de pijnpunten van Brussel drukt zonder in populisme te vervallen.’ Zo typeerde het Brusselse magazine Bruzz Gilles Verstraeten. LEO spreekt met hem over de uitdagingen in de hoofdstad.
Gilles, je hebt er sinds de verkiezingen in juni een nogal turbulent parcours opzitten.
‘Het is een roetsjbaan geweest, ja, dat kan je wel zeggen. Tegen de verwachtingen in was ik niet herverkozen in het Brussels Parlement. Daarna coöpteerde de partijraad me als senator, waar ik nog altijd erg dankbaar om ben. En luttele maanden later kwam ik als opvolger van Cieltje, die Vlaams minister werd, toch weer in het Brussels Parlement terecht. Op vier maanden tijd veranderde mijn toekomstperspectief drie keer radicaal. Ik zei tegen Bart: ‘Politiek is een zotte stiel.’ Hij antwoordde: ‘Het is dus echt iets voor jou!’ Wie ben ik om de man tegen te spreken?’ (lacht)
Ben je blij dat je weer in het Brusselse halfrond zit?
‘Ja, toch wel. In de korte periode dat ik er niet inzat, heb ik veel nagedacht over hoe ik me op een andere manier nuttig kon inzetten voor de partij. Ik had bijvoorbeeld het idee om met het Regenboognetwerk van de partij meer te gaan organiseren, debattenreeksen over de moeilijke vraagstukken rond transgenders bijvoorbeeld. Daarover bestaat – begrijpelijk – veel onrust. Het debat is volledig gepolariseerd. De luidste extremen, met aan de ene kant knettergekke woke-activisten en aan de andere kant reactionairen en radicaal-religieuzen, krijgen iedereen op hun paard. De redelijke stemmen weerklinken onvoldoende.’
‘Ik ging ook kort aan de slag op de ombudsdienst van de partij om vragen te beantwoorden van bezorgde burgers en leden. Die contacten vond ik in zekere zin rustgevend. Ze zetten je ook weer wat met de voeten op de grond. In de Senaat was in ieder geval niet veel zingeving te vinden. Ik was waarschijnlijk een van de kortst zetelende senatoren ooit, maar twee, drie maanden waren genoeg om vast te stellen dat je die boetiek best snel sluit. Ze is van alle inhoud ontdaan.’
Ook in de Brusselse regeringsonderhandelingen wil het maar niet over inhoud gaan.
‘En dat is hemeltergend. De uitdagingen zijn enorm en acuut. De budgettaire situatie van het Brussels Gewest is catastrofaal en ontspoort in de voorlopige twaalfden verder. We kampen met een drugsepidemie. De dakloosheid nam op twee jaar tijd toe met veertig procent. Armoede en werkloosheid stijgen. Er dreigt een faillissementengolf. Het geweld neemt toe, de stadsbendes worden driester.’
‘We moeten dringend een Brusselse regering met volheid van bevoegdheid vormen die de problemen kordaat aanpakt en een nieuwe visie voor onze hoofdstad uitwerkt. Als we dat niet doen, verlagen ratingagentschappen over een paar maanden onze kredietwaardigheid, en stuikt het gewestelijke zelfbestuur ineen onder het gewicht van schuld en tekorten.’
De Brusselse PS zegt niet met de N-VA in zee te willen.
‘Quatsch natuurlijk. De Vlaamse meerderheid, Groen-N-VA-Open Vld-Vooruit, is gevormd en wij maken daarvan deel uit, tot spijt van wie het benijdt. De basisafspraak in Brussel is dat Franstaligen zich niet moeien met wie aan Vlaamse kant in de coalitie zit, net zoals wij niet kiezen wie aan Franstalige kant deelneemt. Brusselse regeringen worden ‘confederaal’ gevormd: elke taalgroep maakt haar eigen meerderheid. Dat respect voor evenwichten tussen de taalgemeenschappen houdt Brussel bestuurbaar. Als partijen zoals Team Fouad Ahidar Vlaamse zetels vullen met parlementsleden die geen woord Nederlands spreken, of als Ahmed Laaouej als PS-voorzitter wil bepalen wie in de Nederlandstalige meerderheid mag zitten, blokkeert dat niet alleen het spel maar zet men de positie van Brussel als hoofdstad op de helling. Men speelt daar met vuur.’
‘Wij lopen ook niet warm voor een regering met de PS, en we zijn evenmin laaiend enthousiast voor het alternatief met Ecolo en DéFi. Toch zijn wij consequent: wij kiezen niet wie aan Franstalige kant meedoet. Wie het ook is, wij zullen onze visie verdedigen en zoeken naar een verdedigbaar akkoord dat de uitdagingen van onze stad aanpakt.’
Welke argumenten halen ze dan aan om niet met de N-VA te moeten praten?
‘De redenen die de PS geeft om zelfs niet met ons te willen onderhandelen, zijn ongeloofwaardig. Soms gaat het over de ‘onaanvaardbare’ Nederlandstalige nota, die al lang gekende en vanzelfsprekende institutionele raakpunten tussen de Vlaamse partijen bevat, dan ze noemen ons weer een racistische partij. Nonsens op stelten zijn het. Dan zie ik een of andere Brusselse PS’er in een televisiestudio bazelen over wat een verschrikkelijke mensen wij wel niet zijn, en dan denk ik: ik ken die persoon, die kent mij en heeft mij al letterlijk in de wandelgangen gezegd veel respect voor ons te hebben. Die gelooft zelf niet wat hij zegt. Het is slecht theater en de spelers overacteren hun rol.’ (lacht)
Waar is het dan echt om te doen?
‘Veel van de problemen die Brussel vandaag kent en die zo stilaan de spuigaten uitlopen, kaarten wij al jarenlang consequent aan. Mijn collega Mathias Vanden Borre bijvoorbeeld heeft vijf jaar lang en met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen het toenemende geweld, de impact van stadsbendes en de ontsporende drugsproblematiek keer op keer op keer hoog op de agenda gezet, met precisie aangeduid, en altijd oplossingen voorgesteld. Initieel werd hij daarom weggehoond. Alles wat hij zei werd met klem ontkend. Hij moest soms echt lasterlijke aanvallen incasseren. Maar hij liet zich niet kisten en zette gewoon door. En kijk, wie kan hem nu nog geloofwaardig tegenspreken?’
‘Misschien is het dat wat de PS schrik aanjaagt. Wij zijn principieel, rechttoe-rechtaan, met een heldere visie voor de stad. We kennen de problemen, we zetten door, durven daarbij man en paard benoemen, sparen geen heilige huisjes. Voor ons gaat het om de fundamenten: de bestuurscultuur van Brussel moet anders. Wat daarbij belangrijk is: wij hebben geen lijken in de kast zitten waarmee we onder druk gezet kunnen worden om onze mond te houden of om het onverteerbare toch maar te blijven slikken.’
Van lijken in de kast gesproken. Het OCMW in Anderlecht …
(snel) ‘Precies! Dat bedoel ik net! Als het van ons afhangt, gaan we in die modder ploeteren tot we de laatste feiten bovengehaald hebben en volledige transparantie bekomen. We moeten het systeem fundamenteel hervormen zodat dergelijke ontsporingen schier onmogelijk worden. Het kan ons niet schelen welke politieke kleur iemand heeft, in welke ideologie men zich tooit, welke excuses men hanteert. Corruptie, machtsmisbruik, gebruik van overheidsmiddelen voor privé- of electoraal belang: dat moet maar eens gedaan zijn. Tijd om er met de grove borstel door te gaan. Misschien is dát waar de PS écht schrik van heeft. Dat maakt het des te meer hallucinant dat ze nu morele lesjes zitten te geven.’
Je was zelf zes jaar lang gemeenteraadslid in Anderlecht …
‘... en wat ik daar vastgesteld heb, tart alle verbeelding. Zelfs collega’s uit andere Brusselse gemeenten geloofden me soms niet als ik uitlegde hoe rot het bestuur daar is. De Pano-documentaire over het OCMW krabt slechts aan de oppervlakte. Wie echt uitpluist hoe die zaak in elkaar steekt, ziet dat belangrijke publieke of semi-publieke instellingen zoals het OCMW of de sociale huisvestingsmaatschappij bewust niet functioneren zoals het hoort. Ze zijn onderdeel geworden van de oorlogsmachine van één politieke partij, tot en met de top van de administratie.
Iedereen die intern probeert orde op zaken te stellen, of het nu politici of ambtenaren zijn, wordt vroeg of laat buiten gewerkt. Ook PS’ers die wél correct zijn en hervormingen willen, ondergaan hetzelfde lot. Ambtenaren zonder ook maar een aantekening in hun tuchtdossier worden soms om de meest idiote reden ontslagen. Dat leidt tot rechtszaken die die ambtenaren winnen, waarna de gemeente hallucinante schadevergoedingen betaalt. Maakt niet uit: men betaalt met plezier om van de ‘lastpakken’ af te zijn.’
‘Ik hoop dus dat de federale collega’s en onderzoeksjournalisten hierop blijven doordrukken en dat we er eindelijk serieus mee aan de slag gaan in het Brussels Parlement. Ik pleit voor het maximum. We moeten de hele zaak volledig ondersteboven keren.’
Het beeld dat je van Brussel schept is niet erg positief.
‘Ik houd van mijn stad. Er is hier veel moois, het is de meest fascinerende stad van de Lage Landen. Maar net voor datgene waarvan men houdt, moet men het meest kritisch durven zijn. Een vriend die zichzelf in de problemen heeft gewerkt, help je niet door zijn problemen of fouten te ontkennen. Die help je terug op het goede pad door op zijn fouten te wijzen en aan de problemen te werken, al is dat soms hard.’
Begrijp je dat er Vlamingen zijn die zich afkeren van de hoofdstad?
‘Ja, ik begrijp dat, maar het is een vergissing. Het zijn vaak de meer klassieke, zelfs ‘romantische’ Vlaams-nationalisten die zeggen: ‘We laten Brussel niet los.’ Terecht. Brussel is een Brabantse stad, sterk verfranst door de geschiedenis maar nog steeds ook van ons. Franstalige Brusselaars zijn ook geen Walen en hebben een andere verhouding met Vlaanderen. Alain Gerlaches Het verhaal van Wallonië biedt daarover veel helderheid. En dan zijn er hier nog 100 à 150.000 Vlamingen. Vijfentwintig procent van de Brusselse kinderen gaat in het Nederlands naar school. Dat loslaten is een stad groter dan Leuven, Mechelen of Brugge zomaar opgeven. Dat doe je toch niet?’
‘Daarnaast zijn er meer prozaïsche redenen. Brussel is onze politieke hoofdstad, een internationaal diplomatiek knooppunt, en een cultureel laboratorium. Het is Vlaanderens venster op de wereld. Hier sterk aanwezig zijn en schitteren met onze instellingen bepaalt ook Vlaanderens reputatie in het buitenland. Zelfs wie het belang van Brussel niet inziet en enkel de problemen ziet, moet beseffen: Brussel is geen eiland. Ik begrijp die reflex wel, het is zoals met het federale niveau. Waarom moeten wij al die miserie nu gaan oplossen? Simpelweg omdat het ook onze problemen worden, als ze dat al niet zijn. Gebrekkige inburgering, drugsproblematiek, jongerencriminaliteit, economische verzwakking, de verfransing van de rand en daarbuiten, de impact van de Brusselse budgettaire ontsporing op de algemene kredietwaardigheid van het land … De problemen van Brussel blijven niet binnen de stadsgrenzen en hebben ook in Vlaanderen een nefaste invloed. De problemen in Brussel aanpakken, is dus Vlaanderen helpen. En niemand is beter geplaatst om de weg vooruit te tonen dan de Vlaamse Gemeenschap. Welaan dan!’